Veelgestelde vragen
Wat is selectief mutisme?
Selectief mutisme houdt in dat een kind zwijgzaam is in specifieke gevallen. Deze kinderen kunnen in vertrouwde situaties (thuis) gewoon praten maar in andere (veelal sociale) situaties lukt ze dat niet. De kinderen waarbij dit voorkomt, zijn van nature verlegen, timide en bang. Hierdoor wordt selectief mutisme vaak gezien als een angststoornis. Maar daar zijn de deskundigen het nog niet over eens. Sommige onderzoekers vinden dat selectief mutisme te complex is om het louter als angststoornis te beschouwen. Anderen denken dat het een gevolg kan zijn van afwijkingen in de hersenen. Het blijft daarom nodig om onderzoek te blijven doen naar de werkelijke oorsprong van selectief mutisme.
Waar komt het vandaan?
Selectief mutisme komt niet veel voor. Minder dan een procent van alle kinderen heeft er last van, en het komt vaker voor bij meisjes dan bij jongens. Er is nog maar weinig bekend over de oorsprong. Selectief mutisme lijkt sterk op een sociale stoornis, maar er kunnen ook andere dingen aan de hand zijn.
Wat zijn mogelijke oorzaken?
Er kunnen verschillende oorzaken zijn die (samen) een rol spelen bij het ontstaan van selectief mutisme. Veel kinderen zijn van jongs af aan verlegen of angstig. Soms zit verlegenheid in de familie. Sommige kinderen durven niet te spreken, omdat ze bang zijn om uitgelachen te worden. Meestal zijn de kinderen nog heel jong als het probleem wordt opgemerkt. Zelf weten ze ook niet waarom ze niet praten. Als ouders hen vragen waarom ze niets zeggen in de klas, antwoorden ze vaak: “ik weet het niet”, of “ik wil het niet”.
Selectief mutisme komt iets meer voor bij kinderen met taal-, of spraakproblemen en bij kinderen die meertalig opgroeien. Een enkele keer is er een ander probleem dat meespeelt bij het zwijgen, bijvoorbeeld een ontwikkelingsstoornis, een autisme spectrum stoornis, of een traumatische ervaring. Het is belangrijk om goed onderzoek te laten doen en te kijken welke oorzaken bij uw kind een rol kunnen spelen en wat de beste manier is om uw kind te helpen.
Selectief mutisme komt iets meer voor bij kinderen met taal-, of spraakproblemen en bij kinderen die meertalig opgroeien. Een enkele keer is er een ander probleem dat meespeelt bij het zwijgen, bijvoorbeeld een ontwikkelingsstoornis, een autisme spectrum stoornis, of een traumatische ervaring. Het is belangrijk om goed onderzoek te laten doen en te kijken welke oorzaken bij uw kind een rol kunnen spelen en wat de beste manier is om uw kind te helpen.
Wat is het verschil met verlegenheid?
Verlegenheid is een gevoel dat bijna iedereen wel kent. Het gebeurt je wanneer je in het middelpunt van de belangstelling komt te staan en onzeker bent over wat anderen van je denken. Sommige mensen zijn vaker verlegen dan anderen. Mensen die zich vaak verlegen voelen, kunnen daar veel last van hebben.
Verlegenheid is heel gewoon bij kinderen. Ze verbergen zich achter hun moeder of zeggen weinig terug wanneer een onbekende op bezoek komt. Ze hebben wat tijd nodig om de kat uit de boom te kijken. Na een tijdje komen ze tevoorschijn. Ze gaan zelf spelen, laten hun speelgoed zien en durven dan ook gewoon te praten.
Bij kinderen met selectief mutisme is dat anders. Ze raken geblokkeerd en kunnen dat niet meer veranderen. Vaak ontdooien ze ook wel na enige tijd en gaan spelen of maken zelfs contact met onbekenden, maar ze praten niet. Hun stil zijn, is een reactie die ze niet meer los kunnen lasten.
Kinderen met selectief mutisme blijven zwijgen, ook als ze allang gewend zijn aan personen of situaties. Dit gaat hun functioneren meer en meer belemmeren.
Verlegenheid is heel gewoon bij kinderen. Ze verbergen zich achter hun moeder of zeggen weinig terug wanneer een onbekende op bezoek komt. Ze hebben wat tijd nodig om de kat uit de boom te kijken. Na een tijdje komen ze tevoorschijn. Ze gaan zelf spelen, laten hun speelgoed zien en durven dan ook gewoon te praten.
Bij kinderen met selectief mutisme is dat anders. Ze raken geblokkeerd en kunnen dat niet meer veranderen. Vaak ontdooien ze ook wel na enige tijd en gaan spelen of maken zelfs contact met onbekenden, maar ze praten niet. Hun stil zijn, is een reactie die ze niet meer los kunnen lasten.
Kinderen met selectief mutisme blijven zwijgen, ook als ze allang gewend zijn aan personen of situaties. Dit gaat hun functioneren meer en meer belemmeren.
Wanneer is er sprake van selectief mutisme?
Hoe lang moet een kind zwijgen om van selectief mutisme te kunnen spreken? Een week, een maand, een jaar? Het is moeilijk te zeggen wanneer er sprake is van selectief mutisme. In ieder geval kan er na twee weken van zwijgzaam gedrag nog niets geconcludeerd worden.
Een belangrijk criterium is toch de duur van het probleem. Het moet in ieder geval langer duren dan een maand. Wanneer een kind bijvoorbeeld in de eerste maand dat het op school zit niets zegt, hoeft er nog niets aan de hand te zijn. Maar: hoe langer het zwijgen duurt, hoe serieuzer het probleem wordt. Dit geldt voor kinderen van 2 tot 5 jaar. Bij kinderen boven de 5 jaar kan selectief mutisme sneller een serieus probleem worden.
We spreken van selectief mutisme als een kind:
Een belangrijk criterium is toch de duur van het probleem. Het moet in ieder geval langer duren dan een maand. Wanneer een kind bijvoorbeeld in de eerste maand dat het op school zit niets zegt, hoeft er nog niets aan de hand te zijn. Maar: hoe langer het zwijgen duurt, hoe serieuzer het probleem wordt. Dit geldt voor kinderen van 2 tot 5 jaar. Bij kinderen boven de 5 jaar kan selectief mutisme sneller een serieus probleem worden.
We spreken van selectief mutisme als een kind:
- Consequent niet spreekt in bepaalde sociale situaties, waarin het wel de bedoeling is dat het kind praat, bijv. op school.
- Wel goed kan praten in andere situaties (dus de taal voldoende spreekt).
- Minimaal een maand zwijgt in bepaalde situaties. De eerste maand op school wordt daarbij niet meegeteld.
- Hierdoor belemmerd wordt in zijn ontwikkeling op school of in de omgang met andere kinderen of volwassenen.
Wat zijn kenmerken van kinderen met selectief mutisme?
Kinderen met selectief mutisme zijn in sommige situaties heel stil, o.a. op school, maar kunnen thuis flink van zich laten horen. De meeste kinderen worden beschreven als vrolijk, gezellig en gevoelig. Tegelijkertijd zijn sommige kinderen thuis nogal bepalend of kunnen er niet goed mee omgaan als iets anders verloopt dan ze dachten.
Op school voelen ze angst of frustratie, omdat ze zich niet kunnen uiten. Dit kan tot driftbuien leiden die pas thuis tot uiting komen. Veel ouders merken op dat hun kind nogal perfectionistisch is. Misschien speelt dit mee in hun angst om te praten en zijn ze bang om iets fout te zeggen.
Sommige kinderen hebben daarnaast problemen in andere ontwikkelingsgebieden, bijvoorbeeld motorische problemen of problemen met de uitspraak van klanken. Veel kinderen hebben ook andere angstklachten, bijvoorbeeld bij afscheid nemen van ouders op crèche of school, bij het inslapen of bij zwemles.
Selectief mutisme is een lastig te definiëren probleem, maar er zijn wel degelijk een aantal duidelijke kenmerken:
Op school voelen ze angst of frustratie, omdat ze zich niet kunnen uiten. Dit kan tot driftbuien leiden die pas thuis tot uiting komen. Veel ouders merken op dat hun kind nogal perfectionistisch is. Misschien speelt dit mee in hun angst om te praten en zijn ze bang om iets fout te zeggen.
Sommige kinderen hebben daarnaast problemen in andere ontwikkelingsgebieden, bijvoorbeeld motorische problemen of problemen met de uitspraak van klanken. Veel kinderen hebben ook andere angstklachten, bijvoorbeeld bij afscheid nemen van ouders op crèche of school, bij het inslapen of bij zwemles.
Selectief mutisme is een lastig te definiëren probleem, maar er zijn wel degelijk een aantal duidelijke kenmerken:
- het kind is extreem verlegen;
- het kind heeft een terughoudend temperament;
- het kind is erg afhankelijk van de ouders (meestal de moeder) en is bang om van hen gescheiden te worden;
- het zwijgen komt niet door slecht spreken of een vertraagde taalontwikkeling;
- het kind lijkt in de meeste gevallen niet ongelukkig.
Wanneer moet je hulp zoeken?
In de meeste gevallen begint het zwijgen nog vóór het kind naar school gaat. Als uw kind een tijd lang niet wil praten, is het logisch dat u zich zorgen gaat maken en hulp wilt zoeken. Maar het is niet altijd nodig om direct naar een therapeut te hollen.
De meeste deskundigen gaan ervan uit dat er niet direct hulp gezocht hoeft te worden als het kind nog jong is (2 à 3 jaar). Daarna geldt: als het kind na een maand nog steeds zwijgt, wordt het tijd om met de huisarts of een leerkracht te gaan praten. Samen met hem of haar kun je proberen het probleem op te lossen.
Na 6 maanden wordt het probleem serieuzer. Dan is het wel belangrijk om een therapeut of psycholoog op te zoeken.
Bij oudere kinderen is het raadzaam om sneller hulp zoeken. Het probleem wordt namelijk steeds moeilijker op te lossen naarmate het kind ouder wordt.
De meeste deskundigen gaan ervan uit dat er niet direct hulp gezocht hoeft te worden als het kind nog jong is (2 à 3 jaar). Daarna geldt: als het kind na een maand nog steeds zwijgt, wordt het tijd om met de huisarts of een leerkracht te gaan praten. Samen met hem of haar kun je proberen het probleem op te lossen.
Na 6 maanden wordt het probleem serieuzer. Dan is het wel belangrijk om een therapeut of psycholoog op te zoeken.
Bij oudere kinderen is het raadzaam om sneller hulp zoeken. Het probleem wordt namelijk steeds moeilijker op te lossen naarmate het kind ouder wordt.
Wat houdt het onderzoek in?
Een gezondheidszorgpsycholoog of kinderpsychiater zal samen met de ouders en het kind proberen uit te zoeken wat de oorzaken van het niet spreken kunnen zijn. Meestal gebeurt dit door middel van een gesprek met de ouders. Dit gesprek zal gaan over de ontwikkeling van het kind, alles wat het kind heeft meegemaakt, het gedrag in verschillende situaties, het gezin en de dingen die al geprobeerd zijn om het kind te helpen. Er wordt ook onderzocht hoe het kind op school functioneert.
Verder is het belangrijk om te onderzoeken of er sprake is van selectief mutisme, of dat er iets anders aan de hand is. De psycholoog of kinderpsychiater zal met het kind spelen om een beeld kan krijgen van de dingen die hij/zij graag doet, de manier waarop het kind contact maakt, wat het kind durft in zo’n nieuwe situatie en waar het plezier in heeft. Vaak zal er onderzoek gedaan worden naar de vaardigheden van een kind, met behulp van een intelligentietest en een taaltest. Ook is het belangrijk om het gehoor van een kind te laten onderzoeken.
Soms durven kinderen te spreken tijdens het onderzoek. Dat houdt niet in dat er geen sprake is van selectief mutisme. Het kenmerkt kinderen met selectief mutisme juist dat ze het in sommige situaties wel durven en in andere situatie juist niet.
Aangepast op de uitkomst van het onderzoek wordt dan een behandelplan geschreven.
Verder is het belangrijk om te onderzoeken of er sprake is van selectief mutisme, of dat er iets anders aan de hand is. De psycholoog of kinderpsychiater zal met het kind spelen om een beeld kan krijgen van de dingen die hij/zij graag doet, de manier waarop het kind contact maakt, wat het kind durft in zo’n nieuwe situatie en waar het plezier in heeft. Vaak zal er onderzoek gedaan worden naar de vaardigheden van een kind, met behulp van een intelligentietest en een taaltest. Ook is het belangrijk om het gehoor van een kind te laten onderzoeken.
Soms durven kinderen te spreken tijdens het onderzoek. Dat houdt niet in dat er geen sprake is van selectief mutisme. Het kenmerkt kinderen met selectief mutisme juist dat ze het in sommige situaties wel durven en in andere situatie juist niet.
Aangepast op de uitkomst van het onderzoek wordt dan een behandelplan geschreven.
Hoe kan ik mijn kind op een onderzoek voorbereiden?
De moeder van Sanne vertelde haar dochter dit:
“Je kan al zoveel dingen: je kan lezen en je kent veel liedjes. Maar jouw juf weet dat niet, want op school durf je dat nog niet. Papa en ik vinden dat jammer voor jou. We willen graag dat je op school ook mee gaat lezen en kletsen. Papa en ik weten niet zo goed hoe we je kunnen helpen. Dus zijn we naar een mevrouw gegaan, die wel meer kinderen kent die dat eerst niet durfden. Die kan ons helpen.
Morgen gaan we er samen naar toe. Ze is heel aardig en er is een speelkamer. Er zijn geen andere kinderen bij, alleen jij en ik en die mevrouw. Zij gaat spelletjes met je doen. Ik blijf in de buurt op je wachten. Na een uurtje gaan we samen weer naar huis. Ik denk dat je het wel leuk zal vinden. Ook wel spannend misschien, want je kent die mevrouw nog niet. Maar je gaat gewoon spelen en je hoeft geen dingen te doen die je echt nog niet durft. Als je iets durft te vertellen, vind ik dat heel erg knap van jou. Maar als je dat nog niet durft, is dat helemaal niet erg. Dat komt later wel.”
De moeder van Sanne vertelde:
Ziet u hoe ze Sanne laat weten dat het de bedoeling is dat ze later wel gaat durven spreken? Als je dat nog niet durft dat komt later wel.
“Je kan al zoveel dingen: je kan lezen en je kent veel liedjes. Maar jouw juf weet dat niet, want op school durf je dat nog niet. Papa en ik vinden dat jammer voor jou. We willen graag dat je op school ook mee gaat lezen en kletsen. Papa en ik weten niet zo goed hoe we je kunnen helpen. Dus zijn we naar een mevrouw gegaan, die wel meer kinderen kent die dat eerst niet durfden. Die kan ons helpen.
Morgen gaan we er samen naar toe. Ze is heel aardig en er is een speelkamer. Er zijn geen andere kinderen bij, alleen jij en ik en die mevrouw. Zij gaat spelletjes met je doen. Ik blijf in de buurt op je wachten. Na een uurtje gaan we samen weer naar huis. Ik denk dat je het wel leuk zal vinden. Ook wel spannend misschien, want je kent die mevrouw nog niet. Maar je gaat gewoon spelen en je hoeft geen dingen te doen die je echt nog niet durft. Als je iets durft te vertellen, vind ik dat heel erg knap van jou. Maar als je dat nog niet durft, is dat helemaal niet erg. Dat komt later wel.”
De moeder van Sanne vertelde:
- waar ze naar toe gaan en waarom
- hoe lang het onderzoek duurt en wat Sanne ongeveer kan verwachten
- dat Sanne ook even zonder moeder gaat spelen en stelde haar gerust door te vertellen dat ze in de buurt blijft
- dat ze best begreep dat Sanne het spannend zou vinden, maar dat het ook leuk kan zijn
- dat ze trots op Sanne zal zijn en niet teleurgesteld als ze niets zal durven zeggen
Ziet u hoe ze Sanne laat weten dat het de bedoeling is dat ze later wel gaat durven spreken? Als je dat nog niet durft dat komt later wel.
Hoe ziet zo’n behandelplan eruit?
Hier klikken om te bewerken.
Waar kan ik mij aanmelden voor een behandeling?
Wij raden wij u aan om een therapeut in uw eigen regio te zoeken. Een therapeut in de buurt kan makkelijker contact leggen met school en oefenen op school. U kunt een therapeut zoeken in het beroepsregister of op de site van de beroepsvereniging van gedragstherapeuten (https://www.vgct.nl/home).
Hoe kom ik aan een therapeut?
U kunt een geregistreerd gedragstherapeut vinden op de website van de beroepsvereniging voor gedragstherapeuten (VGCT) (www.vgct.nl). Hier kunt u zoeken op therapeuten die werken met kinderen en jeugdigen (t/m 12 jaar) en met ervaring op het gebied van angst.
Geregistreerde gezondheidszorgpsychologen of klinisch psychologen vindt u in het BIG-register (https://www.bigregister.nl/zoeken/zoekenopnaamenspecialisme/default.aspx). Deze registraties geven u informatie over de bevoegdheid en het opleidingsniveau van de therapeut.
Geregistreerde gezondheidszorgpsychologen of klinisch psychologen vindt u in het BIG-register (https://www.bigregister.nl/zoeken/zoekenopnaamenspecialisme/default.aspx). Deze registraties geven u informatie over de bevoegdheid en het opleidingsniveau van de therapeut.
Spreken in een nieuwe klas of groep?
Er zijn veel kinderen die op de peuterspeelzaal of in de eerste groep op school een tijdje niets durven te zeggen. Vaak gaat dat weer vanzelf over. Sommige kinderen hebben nu eenmaal wat tijd nodig om plezier te krijgen in nieuwe dingen.
Vraag uw kind naar de leuke dingen die er op school of de peuterspeelzaal te doen zijn. Speel samen bij het brengen of halen nog even met een favoriet speeltje of bekijk wat uw kind gemaakt heeft. Vraag uw kind thuis naar de liedjes die het op school leerde. Laat merken hoe groot en knap u uw kind vindt, en hoe leuk u het vindt dat uw kind plezier heeft op school.
Dring er niet op aan dat uw kind iets zegt. Als uw kind dat nog niet durft, levert dat faal-ervaringen op. Besteed vooral aandacht aan de dingen die uw kind wel doet en durft.
Help uw kind om dingen te doen zolang hij of zij nog niet durft te spreken (zwaaien, iets geven aan juf of een ander kind, ja/nee knikken, aan u te laten zien waar de puzzels liggen, zelf zijn jas op te hangen) en complimenteer hem of haar daarmee.
Vraag uw kind naar de leuke dingen die er op school of de peuterspeelzaal te doen zijn. Speel samen bij het brengen of halen nog even met een favoriet speeltje of bekijk wat uw kind gemaakt heeft. Vraag uw kind thuis naar de liedjes die het op school leerde. Laat merken hoe groot en knap u uw kind vindt, en hoe leuk u het vindt dat uw kind plezier heeft op school.
Dring er niet op aan dat uw kind iets zegt. Als uw kind dat nog niet durft, levert dat faal-ervaringen op. Besteed vooral aandacht aan de dingen die uw kind wel doet en durft.
Help uw kind om dingen te doen zolang hij of zij nog niet durft te spreken (zwaaien, iets geven aan juf of een ander kind, ja/nee knikken, aan u te laten zien waar de puzzels liggen, zelf zijn jas op te hangen) en complimenteer hem of haar daarmee.
Hoe bereid ik mijn kind voor op de peuterspeelzaal of school?
Voor het eerst naar de peuterspeelzaal of naar school! Voor ieder kind is dat spannend. Als uw kind er veel moeite mee heeft, kunt u eens kijken of de volgende tips helpen:
- Ga alvast eens een paar keer kijken met uw kind. Voor sommige kinderen is het fijn om het (school)plein en het gebouw te bekijken zonder alvast kennis te hoeven maken met nieuwe mensen.
- Zijn er foto’s van de school, de leidster/leerkracht of de groepsruimte, zodat u thuis over de peuterspeelzaal/school kan vertellen? Dat geeft uw kind een vertrouwd gevoel.
- Bij het wennen op de basisschool kent uw kind misschien al andere kindjes uit de nieuwe klas. Maak eens een speelafspraakje en blijf er zo nodig bij. Zo leert uw kind alvast wat bekende gezichten kennen.
- Kent u al kindjes uit de nieuwe klas of groep? Ga dan samen met uw kind eens mee om een ander kindje van school te halen. Uw kind ziet zo welke leuke dingen het andere kindje gedaan heeft en hoe de klas eruit ziet.
- Bespreek met de leerkracht of leidsters wat er mogelijk is om uw kind zo goed mogelijk te laten wennen. Laat uw kind bijvoorbeeld kennis maken met de leerkracht/leidster als de klas leeg is. Overleg met de leerkracht/leidster wanneer uw kind een uurtje kan komen wennen als de groep rustig is.
Uitlokken tot spreken?
Vraag gerust eens aan uw kind waarom hij zo weinig zegt tegen de leerkracht of andere kinderen. Misschien is er een reden en is uw kind eens uitgelachen of iets dergelijks. Meestal weten kinderen het echter ook niet.
Vraag dan liever niet elke dag of ze al wat gezegd hebben. Daarmee vestigt u de aandacht steeds op datgene wat niet lukt. Schenk liever aandacht aan dingen die uw kind al wel durft.
Moedig uw kind wel aan om te spreken als u met hem alleen bent (op het plein, in de gang, op de WC). Zeg dat uw hem zo niet begrijpt of zing samen een liedje. Als uw kind dan spreekt, neem de tijd en zorg voor plezier. Vraag daarna niet van uw kind om ook iets te zeggen tegen anderen. Breid liever die momenten uit, zodat uw kind vaker met u durft te spreken in een andere omgeving, en later ook in bijzijn van anderen.
Vraag of de leidster/leerkracht eens tijd heeft om even alleen met u en uw kind te spelen. Neem een speeltje van thuis mee dat uw kind erg leuk vindt en laat het samen zien. Maak een grapje of zeg iets verkeerds en kijk of u uw kind daarmee uit de tent kan lokken om het goed te zeggen. Oefen geen druk uit op het spreken, maar zorg voor plezier en een positieve ervaring.
Speel zo mogelijk eens met uw kind in een lege groep (als de andere kinderen naar huis zijn of buiten). Eerst is de leidster/leerkracht niet aanwezig. Later kan zij op de gang rondlopen met de deur open, in het keukentje bezig zijn of op de achtergrond wat opruimen.
Speel met uw kind en een vriendje of vriendinnetje op de gang of op het plein. Durft uw kind dan wel te spreken, een liedje te zingen of een spelletje te spelen?
Laat uw kind iets meenemen van thuis om aan de leidster/leerkracht of de andere kinderen te laten zien.
Nodig klasgenootjes thuis te spelen uit.
Vraag dan liever niet elke dag of ze al wat gezegd hebben. Daarmee vestigt u de aandacht steeds op datgene wat niet lukt. Schenk liever aandacht aan dingen die uw kind al wel durft.
Moedig uw kind wel aan om te spreken als u met hem alleen bent (op het plein, in de gang, op de WC). Zeg dat uw hem zo niet begrijpt of zing samen een liedje. Als uw kind dan spreekt, neem de tijd en zorg voor plezier. Vraag daarna niet van uw kind om ook iets te zeggen tegen anderen. Breid liever die momenten uit, zodat uw kind vaker met u durft te spreken in een andere omgeving, en later ook in bijzijn van anderen.
Vraag of de leidster/leerkracht eens tijd heeft om even alleen met u en uw kind te spelen. Neem een speeltje van thuis mee dat uw kind erg leuk vindt en laat het samen zien. Maak een grapje of zeg iets verkeerds en kijk of u uw kind daarmee uit de tent kan lokken om het goed te zeggen. Oefen geen druk uit op het spreken, maar zorg voor plezier en een positieve ervaring.
Speel zo mogelijk eens met uw kind in een lege groep (als de andere kinderen naar huis zijn of buiten). Eerst is de leidster/leerkracht niet aanwezig. Later kan zij op de gang rondlopen met de deur open, in het keukentje bezig zijn of op de achtergrond wat opruimen.
Speel met uw kind en een vriendje of vriendinnetje op de gang of op het plein. Durft uw kind dan wel te spreken, een liedje te zingen of een spelletje te spelen?
Laat uw kind iets meenemen van thuis om aan de leidster/leerkracht of de andere kinderen te laten zien.
Nodig klasgenootjes thuis te spelen uit.
Moet mijn kind naar een speciale school?
De meeste kinderen met selectief mutisme kunnen hun spreekangst met de juiste begeleiding leren overwinnen op hun eigen school. Soms zijn er bijkomende problemen waardoor een kind zich niet voldoende kan ontwikkelen in het regulier onderwijs, zoals ernstige taalproblemen, een ontwikkelingsachterstand of andere psychiatrische problemen. Dan kan een kind zich soms beter ontwikkelen op een school waar specifieke begeleiding en kennis is voor die problemen.
Wat kunnen we doen tijdens de zomervakantie?
De vakantieperiode is bij uitstek geschikt om te oefenen met dapper gedrag. Juist in de vakantie is er tijd en ruimte om nieuwe dingen te ontdekken (naar de camping, een pretpark), om zelfstandig gedrag te oefenen (zelf een boodschapje doen, uit logeren, in een eigen tentje slapen) en om plezier te beleven aan spannende dingen (kanoën, in een achtbaan, spelen met nieuwe kinderen, bommetje maken in het zwembad, reizen met trein of vliegtuig).
Tip: Geef het dappere daden bord mee voor op reis. Welke avonturen heeft het kind beleefd tijdens de vakantie? En wie waren er allemaal dapper in het gezin?
Tip: Geef het dappere daden bord mee voor op reis. Welke avonturen heeft het kind beleefd tijdens de vakantie? En wie waren er allemaal dapper in het gezin?
Hoe groot is de kans op een terugval in de zomervakantie?
De meeste kinderen groeien tijdens de vakantie. Ze beleven nieuwe dingen en spelen met nieuwe kinderen. Zolang ze daarbij succes ervaren, groeit hun zelfvertrouwen.
Na de vakantie is het natuurlijk weer even spannend: een nieuwe leerkracht, een nieuw klaslokaal. Maar met het extra zelfvertrouwen kunnen bijna alle kinderen dit goed aan. Een goede voorbereiding helpt daarbij. De nieuwe leerkracht kan vooraf kennismaken en de oude leerkracht kan zorgen voor een goede overdracht. Begin zo nodig een stapje lager en geef het kind de kans rustig op te bouwen wat voor de vakantie al lukte.
Na de vakantie is het natuurlijk weer even spannend: een nieuwe leerkracht, een nieuw klaslokaal. Maar met het extra zelfvertrouwen kunnen bijna alle kinderen dit goed aan. Een goede voorbereiding helpt daarbij. De nieuwe leerkracht kan vooraf kennismaken en de oude leerkracht kan zorgen voor een goede overdracht. Begin zo nodig een stapje lager en geef het kind de kans rustig op te bouwen wat voor de vakantie al lukte.
Wat kun je zelf doen?
Kinderen met sociale angsten zijn gebaat bij een stimulerende omgeving. Dit wil zeggen dat iedere uiting, bijvoorbeeld door een gebaar of een geluid, toegejuicht moet worden.
Als een kind eindelijk iets fluistert, is het beter om dat te belonen dan om te vragen of het harder wil praten. Ook moet een kind niet geforceerd worden om mee te praten in sociale situaties. Dat zal in de meeste gevallen alleen maar negatief werken.
Een aantal adviezen voor ouders die graag iets willen doen:
Als een kind eindelijk iets fluistert, is het beter om dat te belonen dan om te vragen of het harder wil praten. Ook moet een kind niet geforceerd worden om mee te praten in sociale situaties. Dat zal in de meeste gevallen alleen maar negatief werken.
Een aantal adviezen voor ouders die graag iets willen doen:
- observeer je kind eerst goed. Wanneer spreekt het wel en wanneer niet? Wat heeft het nodig om te durven spreken?
- houd je niet bezig met het probleem als je kind erbij is. Daar wordt het namelijk alleen maar banger en onzekerder van;
- het kan succesvol zijn om het kind door een vreemde te laten benaderen. Laat de onbekende het kind vragen waarom het niet wil praten. Een barrière is moeilijk te doorbreken met iemand die het kind al kent.
- als iemand iets aan het kind vraagt, bijvoorbeeld op een verjaardag, en het kind zegt niets, beantwoordt de vraag dan niet voor het kind. Het is beter om het kind te stimuleren om wel antwoord te geven, ook al zal dit bijna zeker niet gebeuren.
Hoe kan ik, als ouder, mijn kind helpen?
Bereid uw kind op nieuwe dingen voor en help uw kind om zijn of haar eigen aandeel zelf te zeggen. Een voorbeeld:
Uw kind mag een ijsje. U spreekt af dat u het samen gaat kopen. U vertelt uw kind wat het kan verwachten. Spreek af wat u zegt (“Wij willen graag een ijsje”), vertel wat de verkoopster waarschijnlijk gaat vragen (“Zeg het maar. Welke wil je?”) en bedenk wat daarop het antwoord kan zijn (“Mag ik een raketje?”).
Vergeet ook de positieve gevolgen van het dappere gedrag niet. Complimentjes, een extra bolletje op het ijsje of een leuke activiteit als uw kind iets dappers heeft gedaan. Schrijf dappere daden op het dappere daden bord. Vraag ernaar bij uw therapeut.
Uw kind mag een ijsje. U spreekt af dat u het samen gaat kopen. U vertelt uw kind wat het kan verwachten. Spreek af wat u zegt (“Wij willen graag een ijsje”), vertel wat de verkoopster waarschijnlijk gaat vragen (“Zeg het maar. Welke wil je?”) en bedenk wat daarop het antwoord kan zijn (“Mag ik een raketje?”).
Vergeet ook de positieve gevolgen van het dappere gedrag niet. Complimentjes, een extra bolletje op het ijsje of een leuke activiteit als uw kind iets dappers heeft gedaan. Schrijf dappere daden op het dappere daden bord. Vraag ernaar bij uw therapeut.
Hoe kan ik mijn kind voorbereiden op nieuwe/spannende situaties?
Angstige kinderen willen graag weten wat ze te wachten staat: hoe een gebeurtenis zal verlopen, wie er bij zijn, waar het plaatsvindt, hoe de ruimte eruit ziet, enz.
Ideeën voor een goede voorbereiding:
Ideeën voor een goede voorbereiding:
- Gebruik prentenboeken, brochures of internet om uw kind voor te bereiden op een bezoek aan de dokter, tandarts, vakantiepark of verjaardag. Laat uw kind zien hoe de locatie er uitziet en wat er gaat gebeuren. Ga alvast een keertje kijken: fiets er eens langs, ga vast eens kijken in het poppentheater waar uw kind komende week een kinderfeestje heeft.
- Bereid bezoek, feestjes of verjaardagen voor door te vertellen wie er komen en samen met uw kind foto’s te bekijken van de familieleden of vrienden. Noem de namen en vertel iets over de andere kinderen. Het helpt soms om in de week voor een kinderfeestje een speelafspraak met de jarige te maken.
- Betrek uw kind bij de voorbereiding van een gebeurtenis. Pak bijvoorbeeld samen het cadeautje voor een jarige in, laat uw kind helpen bij het klaarzetten van koekjes voor het bezoek, of een tekening maken voor degene bij wie u op bezoek gaat.
- Kondig gebeurtenissen van te voren aan, zodat uw kind weet wat er gaat gebeuren.
Bent u zelf wel eens onzeker?
Dan bent u een uitstekend voorbeeld voor uw kind. Laat zien wat u doet of denkt wanneer u zich wat angstig voelt en laat zien hoe u toch doet wat u wil doen en hoe goed dat daarna voelt. Enige gespeelde angst op een glijbaan of in een zwembad kan een prachtig voorbeeld zijn. Misschien kan uw kind u aanmoedigen. Laat zien hoe u uw angst (met zijn of haar hulp) de baas wordt.
Kinderen leren veel door te kijken hoe anderen iets doen en het vervolgens na te doen.
Het helpt vaak om gedrag voor te doen. Vertel uw kind bijvoorbeeld dat u bij een verjaardag samen naar de jarige toegaat en allebei “gefeliciteerd” zegt. Doe het voor, of laat uw kind met een ouder broertje of zusje meegaan die een voorbeeld kan zijn.
Spreek met uw kind af wat u van hem verwacht en doe het zo nodig samen: moet hij tante een zoen geven of mag een hand geven ook? Verdeel de rollen. Spreek bijvoorbeeld af dat u bij binnenkomst samen de jarige tante gaat opzoeken, dat u tante een zoen gaat geven en “gefeliciteerd” zal zeggen en dat uw kind het cadeautje zal overhandigen. Vertel dat u daarna bij de grote mensen gaat zitten. Uw kind mag naast u komen zitten en met zijn meegebrachte speelgoed spelen of met de andere kinderen meespelen. Op deze manier schetst u de volgorde van gebeurtenissen, u vertelt uw kind wat u van hem verwacht en u vertelt wat hij kan doen. Zo zal uw kind zich minder onzeker voelen.
Vraag alleen gedrag van uw kind, waarvan u weet dat hij het durft. Stimuleren is goed, maar als u al weet dat uw kind iets niet zal durven, wordt het een mislukking. Als uw kind geen “dag” durft te zeggen, spreek dan af dat u samen zal zwaaien bij het weggaan.
Kinderen leren veel door te kijken hoe anderen iets doen en het vervolgens na te doen.
Het helpt vaak om gedrag voor te doen. Vertel uw kind bijvoorbeeld dat u bij een verjaardag samen naar de jarige toegaat en allebei “gefeliciteerd” zegt. Doe het voor, of laat uw kind met een ouder broertje of zusje meegaan die een voorbeeld kan zijn.
Spreek met uw kind af wat u van hem verwacht en doe het zo nodig samen: moet hij tante een zoen geven of mag een hand geven ook? Verdeel de rollen. Spreek bijvoorbeeld af dat u bij binnenkomst samen de jarige tante gaat opzoeken, dat u tante een zoen gaat geven en “gefeliciteerd” zal zeggen en dat uw kind het cadeautje zal overhandigen. Vertel dat u daarna bij de grote mensen gaat zitten. Uw kind mag naast u komen zitten en met zijn meegebrachte speelgoed spelen of met de andere kinderen meespelen. Op deze manier schetst u de volgorde van gebeurtenissen, u vertelt uw kind wat u van hem verwacht en u vertelt wat hij kan doen. Zo zal uw kind zich minder onzeker voelen.
Vraag alleen gedrag van uw kind, waarvan u weet dat hij het durft. Stimuleren is goed, maar als u al weet dat uw kind iets niet zal durven, wordt het een mislukking. Als uw kind geen “dag” durft te zeggen, spreek dan af dat u samen zal zwaaien bij het weggaan.
Hoe bied ik mijn kind vertrouwen en veiligheid?
Voor angstige kinderen is het erg belangrijk dat ze kunnen vertrouwen op de volwassenen in hun omgeving. Kom afspraken na en frustreer uw kind niet door te hoge eisen te stellen.
Neem de tijd. Kom in situaties waar uw kind moet wennen (school, feestje) liever wat te vroeg. Dan is het nog rustig en heeft uw kind ruim de tijd te wennen en de andere kinderen te zien binnenkomen.
Als uw kind moeite heeft met afscheid nemen kan een voorwerp soms troost bieden. Een armband of sleutelhanger die symbool staat voor u, kan hem helpen herinneren dat u weer terug komt om hem op te halen. Ook een kort vast afscheidsritueel biedt veiligheid.
Ga nooit stiekem weg als uw kind lekker aan het spelen is. U voorkomt misschien dat uw kind zich aan u vastklampt bij het weggaan, maar u beschaamt zijn vertrouwen. In het vervolg zal uw kind steeds krampachtiger in de gaten houden of u nog wel in de buurt bent. Geef hem de kans verdriet of boosheid te uiten als u weggaat, geef hem de geruststelling en troost die hij nodig heeft en ga dan weg met de boodschap dat u weer terug komt. Bel zo nodig na een kwartiertje om te horen of uw kind zich heeft kunnen laten troosten. Haal hem zo nodig snel weer op om te tonen dat u echt weer terug komt. Bouw de tijd dat u weg kunt gaan langzaam op.
Verlegen kinderen vinden het eng om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Bedenk bij bezoek taakjes waarbij uw kind kan helpen, maar een beetje in de schaduw blijft. Als u in de klas of groep aanwezig kan zijn om uw kind te helpen wennen, speel dan niet alleen met uw eigen kind. Speel ook met andere kindjes of ga even naar de WC. Zo went uw kind eraan om zelf te gaan spelen.
Dreig niet dat u weggaat als uw kind gaat huilen of aan u blijft hangen. Als u het weggaan als dreigement gebruikt, is het logisch dat uw kind daar bang voor wordt. Peuters hebben nog maar weinig tijdsbesef dus het is moeilijk hen te vertellen wanneer u weer terugkomt. U kunt wel vertellen na welke activiteit u uw kind weer komt halen (na het fruit eten, na het slapen). De leidsters kunnen dit herhalen.
Het helpt vaak om een voorwerp van uzelf achter te laten bij uw kind. Het geeft uw kind het gevoel dat u echt weer terug komt en hem niet zal vergeten. Het voorwerp kan ook troost bieden op momenten dat uw kind naar u verlangt.
Heb vertrouwen in uw kind. Alle jonge kinderen hebben moeite met afscheid nemen. Ze moeten nog leren dat ze erop kunnen vertrouwen dat u echt weer terug komt. Geef ze dat vertrouwen. Kinderen hebben een sterke antenne voor uw gevoelens. Ze merken onmiddellijk als hun ouders gespannen zijn. Als u bang bent dat uw kind overstuur zal raken, zal uw kind die spanning zeker opmerken en overnemen. U geeft uw kind een veilig gevoel door vertrouwen in hem/haar te hebben.
Neem de tijd. Kom in situaties waar uw kind moet wennen (school, feestje) liever wat te vroeg. Dan is het nog rustig en heeft uw kind ruim de tijd te wennen en de andere kinderen te zien binnenkomen.
Als uw kind moeite heeft met afscheid nemen kan een voorwerp soms troost bieden. Een armband of sleutelhanger die symbool staat voor u, kan hem helpen herinneren dat u weer terug komt om hem op te halen. Ook een kort vast afscheidsritueel biedt veiligheid.
Ga nooit stiekem weg als uw kind lekker aan het spelen is. U voorkomt misschien dat uw kind zich aan u vastklampt bij het weggaan, maar u beschaamt zijn vertrouwen. In het vervolg zal uw kind steeds krampachtiger in de gaten houden of u nog wel in de buurt bent. Geef hem de kans verdriet of boosheid te uiten als u weggaat, geef hem de geruststelling en troost die hij nodig heeft en ga dan weg met de boodschap dat u weer terug komt. Bel zo nodig na een kwartiertje om te horen of uw kind zich heeft kunnen laten troosten. Haal hem zo nodig snel weer op om te tonen dat u echt weer terug komt. Bouw de tijd dat u weg kunt gaan langzaam op.
Verlegen kinderen vinden het eng om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Bedenk bij bezoek taakjes waarbij uw kind kan helpen, maar een beetje in de schaduw blijft. Als u in de klas of groep aanwezig kan zijn om uw kind te helpen wennen, speel dan niet alleen met uw eigen kind. Speel ook met andere kindjes of ga even naar de WC. Zo went uw kind eraan om zelf te gaan spelen.
Dreig niet dat u weggaat als uw kind gaat huilen of aan u blijft hangen. Als u het weggaan als dreigement gebruikt, is het logisch dat uw kind daar bang voor wordt. Peuters hebben nog maar weinig tijdsbesef dus het is moeilijk hen te vertellen wanneer u weer terugkomt. U kunt wel vertellen na welke activiteit u uw kind weer komt halen (na het fruit eten, na het slapen). De leidsters kunnen dit herhalen.
Het helpt vaak om een voorwerp van uzelf achter te laten bij uw kind. Het geeft uw kind het gevoel dat u echt weer terug komt en hem niet zal vergeten. Het voorwerp kan ook troost bieden op momenten dat uw kind naar u verlangt.
Heb vertrouwen in uw kind. Alle jonge kinderen hebben moeite met afscheid nemen. Ze moeten nog leren dat ze erop kunnen vertrouwen dat u echt weer terug komt. Geef ze dat vertrouwen. Kinderen hebben een sterke antenne voor uw gevoelens. Ze merken onmiddellijk als hun ouders gespannen zijn. Als u bang bent dat uw kind overstuur zal raken, zal uw kind die spanning zeker opmerken en overnemen. U geeft uw kind een veilig gevoel door vertrouwen in hem/haar te hebben.
Hoe reageer ik op angstig gedrag van mijn kind?
Bang zijn is heel gewoon. Iedereen kent dat gevoel. Toon begrip voor de angst of verlegenheid van uw kind. Zeg bijvoorbeeld: “Ik zie dat je het een beetje eng vindt. Dat geeft niets. We gaan het samen doen en dan durf je het wel.” Vertel uw kind over uw eigen ervaring. Was u vroeger ook wel eens bang of verlegen? Vertel erover en vertel hoe het over gegaan is. Er zijn ook veel prentenboeken om te laten zien dat uw kind niet de enige is die wel eens bang is.
Neem angst serieus en maak het gevoel van uw kind niet onbelangrijk. Hoe lief bedoeld ook, met een opmerking als: “Hé, je hoeft toch niet verlegen te zijn, gekkie.” geeft u uw kind het gevoel dat zijn verlegenheid raar is. Dat is niet zo. Zeg liever iets als: “Ben je even een beetje verlegen? Dat is niet erg hoor. We gaan even wennen, dan gaat dat zo over.” Help uw kind dan om zijn aandacht op iets anders te richten.
Bekijk samen met uw kind wat er in een nieuwe omgeving allemaal te doen en te spelen is. Wijs uw kind op de leuke dingen. Geef hem daarna de kans om even bij u te blijven wennen. Waarschijnlijk durft uw kind dan later wel op een van de leuke dingen af te gaan. Toon begrip voor verlegenheid, maar moedig ook zelfstandigheid aan (naast u zitten na eventjes bij u op schoot te hebben gezeten, zelf spelen) en accepteer overdreven claimend gedrag niet (aan u hangen, huilen, gek doen). Help uw kind dan te kiezen: dicht bij u blijven, maar wel zelf zitten en spelen, of elders gaan spelen. Geef complimentjes voor alles wat uw kind al zelf doet en durft.
Neem angst serieus en maak het gevoel van uw kind niet onbelangrijk. Hoe lief bedoeld ook, met een opmerking als: “Hé, je hoeft toch niet verlegen te zijn, gekkie.” geeft u uw kind het gevoel dat zijn verlegenheid raar is. Dat is niet zo. Zeg liever iets als: “Ben je even een beetje verlegen? Dat is niet erg hoor. We gaan even wennen, dan gaat dat zo over.” Help uw kind dan om zijn aandacht op iets anders te richten.
Bekijk samen met uw kind wat er in een nieuwe omgeving allemaal te doen en te spelen is. Wijs uw kind op de leuke dingen. Geef hem daarna de kans om even bij u te blijven wennen. Waarschijnlijk durft uw kind dan later wel op een van de leuke dingen af te gaan. Toon begrip voor verlegenheid, maar moedig ook zelfstandigheid aan (naast u zitten na eventjes bij u op schoot te hebben gezeten, zelf spelen) en accepteer overdreven claimend gedrag niet (aan u hangen, huilen, gek doen). Help uw kind dan te kiezen: dicht bij u blijven, maar wel zelf zitten en spelen, of elders gaan spelen. Geef complimentjes voor alles wat uw kind al zelf doet en durft.
Hoe stimuleer ik het zelfvertrouwen van mijn kind?
Vertrouwen in jezelf krijg je door ervaringen waarin je iets zelfstandig deed dat een succes werd. Soms is het goed om uw kind te stimuleren iets te doen dat het eigenlijk niet durft, om zo te laten zien dat het wel meevalt. Toch krijgt een kind daar geen zelfvertrouwen van. Zelfvertrouwen krijgt een kind pas als hij zelf een stap genomen heeft.
Moedig uw kind aan en geeft het complimenten wanneer het (kleine) stapjes in de goede richting neemt. Iets proberen is ook een compliment waard.
Geef zo weinig mogelijk aandacht aan de dingen die uw kind nog niet durft. Geef vooral aandacht aan wat uw kind wel durft en doet.
Noem uw kind niet te vaak “verlegen” en maak geen grapjes over zijn verlegenheid. Hierdoor kan uw kind gaan geloven dat hij een verlegen of bang kind is. Verlegenheid is een emotie, die net als andere emoties soms komt, maar niet altijd blijft. Spreek liever tegen uw kind op een manier waarop u hem laat weten dat een angstig gevoel vanzelf over gaat, bijvoorbeeld door te zeggen: “Je moet misschien nog even wennen. Ga maar lekker spelen. Straks ben je gewend en dan durf je ook met de andere kindjes te spelen.”
Moedig uw kind aan en geeft het complimenten wanneer het (kleine) stapjes in de goede richting neemt. Iets proberen is ook een compliment waard.
Geef zo weinig mogelijk aandacht aan de dingen die uw kind nog niet durft. Geef vooral aandacht aan wat uw kind wel durft en doet.
Noem uw kind niet te vaak “verlegen” en maak geen grapjes over zijn verlegenheid. Hierdoor kan uw kind gaan geloven dat hij een verlegen of bang kind is. Verlegenheid is een emotie, die net als andere emoties soms komt, maar niet altijd blijft. Spreek liever tegen uw kind op een manier waarop u hem laat weten dat een angstig gevoel vanzelf over gaat, bijvoorbeeld door te zeggen: “Je moet misschien nog even wennen. Ga maar lekker spelen. Straks ben je gewend en dan durf je ook met de andere kindjes te spelen.”
Hoe laat ik mijn kind wennen aan samenspelen?
Samen spelen is nog niet vanzelfsprekend voor peuters. Ze spelen meestal een beetje naast elkaar en zijn bang dat een ander kind hun speelgoed pakt en nooit meer teruggeeft.
Naast elkaar spelen, elk met je eigen speeltjes, is een hele goede manier om te wennen aan samenspelen. U kunt daarbij helpen door te zorgen voor genoeg speelgoed en het eventueel alvast te verdelen in verschillende bakken, zodat er voor elk kind iets te kiezen is.
Nodig regelmatig andere kindjes (met hun vader of moeder) uit of zoek situaties op waar andere kinderen spelen (een park of speelplaats). Houd deze speelafspraakjes kort als uw kind er erg angstig van wordt. Blijf er bij (laat uw kind niet achter), maar stimuleer uw kind om 5 minuutjes zelf te spelen, terwijl u een kop thee drinkt. Herhaal het liever vaak en blijf slechts kort. Zo went uw kind eraan en wordt de situatie minder onbekend.
Onzekere kinderen moeten vaak ervaren dat iets nieuws veilig en leuk is, voordat ze eraan gewend zijn. Het is dan ook goed om iets wat nieuw is vaak te herhalen, ook als uw kind het eerst niet goed durft. U kunt het rustig opbouwen in kleine stapjes. Zo helpt het soms om heel vaak terug te gaan naar een speeltuintje, telkens even te spelen op een toestel dat uw kind wel leuk vindt, rustige momenten op te zoeken, totdat uw kind gewend is en er plezier in krijgt.
Neem wat eigen speeltjes mee als u ergens op bezoek gaat. Zo kan uw kind met zijn vertrouwde speeltjes bij u in de buurt spelen.
Naast elkaar spelen, elk met je eigen speeltjes, is een hele goede manier om te wennen aan samenspelen. U kunt daarbij helpen door te zorgen voor genoeg speelgoed en het eventueel alvast te verdelen in verschillende bakken, zodat er voor elk kind iets te kiezen is.
Nodig regelmatig andere kindjes (met hun vader of moeder) uit of zoek situaties op waar andere kinderen spelen (een park of speelplaats). Houd deze speelafspraakjes kort als uw kind er erg angstig van wordt. Blijf er bij (laat uw kind niet achter), maar stimuleer uw kind om 5 minuutjes zelf te spelen, terwijl u een kop thee drinkt. Herhaal het liever vaak en blijf slechts kort. Zo went uw kind eraan en wordt de situatie minder onbekend.
Onzekere kinderen moeten vaak ervaren dat iets nieuws veilig en leuk is, voordat ze eraan gewend zijn. Het is dan ook goed om iets wat nieuw is vaak te herhalen, ook als uw kind het eerst niet goed durft. U kunt het rustig opbouwen in kleine stapjes. Zo helpt het soms om heel vaak terug te gaan naar een speeltuintje, telkens even te spelen op een toestel dat uw kind wel leuk vindt, rustige momenten op te zoeken, totdat uw kind gewend is en er plezier in krijgt.
Neem wat eigen speeltjes mee als u ergens op bezoek gaat. Zo kan uw kind met zijn vertrouwde speeltjes bij u in de buurt spelen.
Hoe laat ik mijn kind in zijn of haar eigen bed slapen?
Bijna alle peuters hebben een tijdje veel moeite met afscheid nemen. Dat hoort bij hun leeftijd. Ze moeten er maar op vertrouwen dat u weer terug komt. Gaan slapen in je eigen bedje is ook een vorm van afscheid nemen. Het is een goede manier om te leren ervaren dat u echt niet helemaal weg bent en dat u weer terug komt. Als uw kind daar in zijn eigen bedje, in zijn eigen huis, mee oefent en dat vertrouwen in u krijgt, zal hij daar op ook andere plaatsen (school, crèche) op durven te rekenen.
Vaak helpt een bedritueel. Een aantal vaste handelingen die u iedere avond samen doet, maakt het naar bed gaan veilig en voorspelbaar. Maak het bedritueel niet te lang en stel het moment van afscheid niet uit.
Met prentenboeken of filmpjes op DVD (Sesamstraat, Dikkie Dik, Nijntje) kunt u uw kind vertellen over slapen in je eigen bedje. Het maakt het herkenbaar voor uw kind.
U kunt uw kind zonodig iets van uzelf meegeven in zijn/haar bedje, bijvoorbeeld een t-shirt waarin u geslapen heeft en dat uw lichaamsgeur draagt.
Ga niet bij uw kind in bed liggen of blijf niet bij hem/haar tot hij slaapt. Dit maakt juist dat uw kind uw aanwezigheid nodig heeft om zich veilig te voelen. U kunt wel buiten de kamer in de buurt blijven. Ruim bijvoorbeeld wat op en maak geluid. Zo hoort uw kind dat u er nog bent.
Kinderen testen of u er nog bent, door te roepen of te huilen. Dan kan het een geruststelling zijn als u dan snel komt kijken. U kunt u ook nog in de buurt van zijn kamertje bezig zijn (strijken, opruimen) en steeds na 5 minuten even komen kijken. Zo merkt uw kind dat u er echt nog bent. Het is dan belangrijk om uw kind niet te knuffelen, maar alleen even te laten weten dat u er echt nog bent. Loop binnen, spreek uw kind bemoedigend en liefkozend toe en ga dan direct kordaat weer weg. Ook als uw kind nog huilt. Vertel hem dat hij best even mag huilen en dat u het toch knap van hem vindt dat hij/zij en zijn eigen bed ligt. Vertel dat u over 5 minuten weer komt.
Vaak helpt een bedritueel. Een aantal vaste handelingen die u iedere avond samen doet, maakt het naar bed gaan veilig en voorspelbaar. Maak het bedritueel niet te lang en stel het moment van afscheid niet uit.
Met prentenboeken of filmpjes op DVD (Sesamstraat, Dikkie Dik, Nijntje) kunt u uw kind vertellen over slapen in je eigen bedje. Het maakt het herkenbaar voor uw kind.
U kunt uw kind zonodig iets van uzelf meegeven in zijn/haar bedje, bijvoorbeeld een t-shirt waarin u geslapen heeft en dat uw lichaamsgeur draagt.
Ga niet bij uw kind in bed liggen of blijf niet bij hem/haar tot hij slaapt. Dit maakt juist dat uw kind uw aanwezigheid nodig heeft om zich veilig te voelen. U kunt wel buiten de kamer in de buurt blijven. Ruim bijvoorbeeld wat op en maak geluid. Zo hoort uw kind dat u er nog bent.
Kinderen testen of u er nog bent, door te roepen of te huilen. Dan kan het een geruststelling zijn als u dan snel komt kijken. U kunt u ook nog in de buurt van zijn kamertje bezig zijn (strijken, opruimen) en steeds na 5 minuten even komen kijken. Zo merkt uw kind dat u er echt nog bent. Het is dan belangrijk om uw kind niet te knuffelen, maar alleen even te laten weten dat u er echt nog bent. Loop binnen, spreek uw kind bemoedigend en liefkozend toe en ga dan direct kordaat weer weg. Ook als uw kind nog huilt. Vertel hem dat hij best even mag huilen en dat u het toch knap van hem vindt dat hij/zij en zijn eigen bed ligt. Vertel dat u over 5 minuten weer komt.
Hoe help ik mijn kind vertrouwen te krijgen in zichzelf?
Als uw kind aan u blijft hangen, toon dan begrip voor zijn gevoel. Vertel dat hij/zij nog moet wennen en het misschien een beetje spannend vindt. Stel uw kind gerust, spreek af hoe lang u bij hem/haar blijft en neem daarna afscheid. Kom zo nodig snel weer terug.
Geef vooral aandacht aan alles wat uw kind zelf doet of durft. U kunt complimenten geven en uw kind aanmoedigen om zelf te spelen en te ontdekken. Schenk geen aandacht aan dingen die uw kind nog niet durft. Door uw kind te vragen dingen te doen die het wel durft en hem daarvoor te complimenteren zorgt u voor succeservaringen (zelf zijn jas op te hangen, zelf iets te pakken of aan de leidster/leerkracht geven).
Geef uw kind liever niet teveel aandacht als het aan u blijft hangen. U kunt samen gaan kijken bij de speeltjes die het leuk vindt. Neem daarna een stoel en een kop koffie, praat met de leidster of speel met een ander kindje. Kijk of uw kind ook (mee) gaat spelen en geef dan uw complimentjes en aandacht aan alle kleine dingetjes die uw kind wel doet.
Vraag uw kind op een rustig moment om u iets te laten zien of uit te leggen (waar de puzzels liggen of de prullenbak staat). Zo voelt uw kind zich groot en knap.
Geef vooral aandacht aan alles wat uw kind zelf doet of durft. U kunt complimenten geven en uw kind aanmoedigen om zelf te spelen en te ontdekken. Schenk geen aandacht aan dingen die uw kind nog niet durft. Door uw kind te vragen dingen te doen die het wel durft en hem daarvoor te complimenteren zorgt u voor succeservaringen (zelf zijn jas op te hangen, zelf iets te pakken of aan de leidster/leerkracht geven).
Geef uw kind liever niet teveel aandacht als het aan u blijft hangen. U kunt samen gaan kijken bij de speeltjes die het leuk vindt. Neem daarna een stoel en een kop koffie, praat met de leidster of speel met een ander kindje. Kijk of uw kind ook (mee) gaat spelen en geef dan uw complimentjes en aandacht aan alle kleine dingetjes die uw kind wel doet.
Vraag uw kind op een rustig moment om u iets te laten zien of uit te leggen (waar de puzzels liggen of de prullenbak staat). Zo voelt uw kind zich groot en knap.